Hij was gefascineerd door dat licht, de weerkaatsing en het tegenlicht. "Zie je dat? Die koeien zijn aan de onderkant lichter".

Hij luisterde graag naar je mening.
Sommige schilderijen kon hij niet binnen de lijst krijgen. Aan de zijkanten ontstonden dan drukke randen. Er was nog meer te zien dan alleen op het doek stond.
"Weer te veel details" wist hij dan zelf.

Hij maakte het zichzelf niet makkelijk.
Een techniek, die hij goed beheerste, zoals het aquarelleren, werd niet eindeloos herhaald om het succes, maar vaak slechts gebruikt als middel om de "lichtval te pakken", om het daarna als voorstudie te gebruiken voor een nieuw schilderij.

Dat steeds weer zoeken naar nieuwe uitingsvormen is ook wat een overzicht van zijn werk zo boeiend maakt.

De laatste jaren van zijn leven was er steeds de terugkerende angst dat zijn ogen hem in de steek zouden laten. Frappant is daarom de opzet van een zelfportret in houtskool, dat bij zijn dood op de ezel stond.

Studie Zelfportret, houtskool 1982

Hij heeft daar, door het tekenen van een aantal ogen, zijn ongenoegen over zijn gezichtsvermogen onderstreept. Bovendien was zijn stelling dat schilders vaak een nieuwe periode in hun leven met een zelfportret beginnen, uitgekomen door dit portret als laatste werk na te laten.