Die bewondering deelde ik niet, wel was ik het eens met zijn bewondering voor Desiree Scholten, vooral het werk "Het Beloofde Land" uit 1967, dat op de tentoonstelling 'Werken in Textiel 2'in 1971 te zien was. Het was de eerste belangrijke tentoonstelling waar ik ook zelf aan deelnam. Dat werk van Desiree Scholten bracht hem ertoe, zelf een wandkleed te weven. Helemaal in de stijl van Desiree Scholten spon hij zijn wol of linnen opnieuw om er een andere draad van te maken, grilliger of dikker, en verfde hij net zo lang tot de kleur goed was.

Bij het weven kon hij niet wennen aan de ijzeren wet dat je alles van tevoren in je hoofd moet hebben. Hij haakte nieuwe kettingdraden over het geweven gedeelte heen en weefde er nieuwe stukken in. Hij vond dat de weeftechniek het makkelijker maakte abstract te denken dan het schilderen. Hetzelfde waterlandschap (het was geloof ik het Gein) bestaat ook als schilderij. Toen mijn vader mij in 1979 in Hannover bezocht, wilde hij een tentoonstelling zien: "Ewald Matare und seine Schuler" in het museum van het Kestner Gesellschaft. Een van die "Schuler"was Josef Beuys, die ik toen voor een charlatan hield. Vader kende hem niet, ik was nieuwsgierig naar wat hij ervan vond. Het werk bestond uit een vaag gekrabbel. "Leeft die man nog?" was het eerste wat hij vroeg. Ik vertelde dat Beuys een beroemdheid was in Duitsland en hoe hij dat speelde.

Het Gein z.j. olieverf op doek 55 x 45

Zijn reactie: "Een man die zo gevoelig kan tekenen, is in staat in het gekkenhuis te belanden of erger. De clown spelen is de beste oplossing". Van Matare wilde hij vooral diens laatste werk zien, dat volgens hem slecht geworden was: "Hoe kan een man die zo krachtig kon schilderen, plotseling zo onzeker worden, alsof hij niet meer weet hoe je een penseel vast moet houden".