Het atelier was "zijn wereld"; daar merkte je niet veel van "vrijers die in de duinen lagen te wachten tot er witte rook uit het achterhuis opsteeg". Daar werd gesproken in termen van onderschildering, glaceren, uithalen, inschieten, pasteus, tonig en vooral rijpen. De verf, olieverf, moest "rijpen".

Tijdens een ledententoonstelling van Arti in Amsterdam waren collega's verrukt geweest over een stilleven met peren, dat prachtig was nagerijpt. Thijs kon dit zo smakelijk vertellen dat ik als tekenaar jaloers werd op de schilders.

De schilder Thijs wilde het licht schilderen. Het licht zoals het over boompartijen en rietkragen "slaat". Maar vaak veranderde het licht in de loop van de dag en nam een "loopje" met de schilder, met zijn waarneming, met zijn ogen.

Thijs raakte niet uitgekeken op het licht, weerspiegeld in het water van zowel de zuidelijke havens als van het Gein bij Abcoude of de rechte poldersloten in Noord-Holland.

Het Gein 1967 gouache 35 x 25
"Zet bijvoorbeeld scherven van een gebroken spiegel tegenover elkaar en kijk hoe de zon heen en weer kaatst, hoe tegenlicht vormen aantast en hoe schaduwen oplichten". Hij wilde op deze manier de werkelijkheid opdelen in vormen, zonder daarbij in decoratie te eindigen.